
Grammatica met Jantje
Jantje zit op school en moet een vraag van de meester beantwoorden. Juist op het moment dat hij antwoord wil geven, komt het hoofd van de school binnen.
– “Ik is…”
– “Jantje, je moet zeggen ‘ik ben…'”
Maar Jantje doet gewoon wat de meester hem opgedragen heeft.
– “Ik is een…”
– “Jantje, ik heb daarnet gezegd dat het ‘ik ben’ is! Nog één keer en je moet nablijven!”
Daar had Jantje geen zin in, dus koos hij het zekere voor het onzekere en antwoordde:
– “Ik ben een persoonlijk voornaamwoord.”