
Onderhandelen met de Almachtige
…
Thomas denkt hard na. Hij haalt altijd heel veel kattekwaad uit, dus eigenlijk verdient hij die fiets niet. Zijn moeder zegt:
“Thomas, schrijf een brief naar God om hem te kunnen overtuigen dat je die fiets verdient.”
Thomas gaat naar zijn kamer, pakt pen en papier en begint met zijn brief.
“Lieve God ik ben een hele lieve jongen dit jaar geweest, en ik zou graag een rode fiets willen.
Groetjes, Thomas.”
Thomas kijkt naar de brief en weet dat dit niet waar is. Dus hij gooit de brief in de prullenbak. Er volgt een tweede brief.
“Lieve God, ik ben een lief jongetje geweest dit jaar en ik wil een rode fiets.
Groetjes, Thomas.”
Hij kijkt naar de brief een weet dat dit niet waar is een gooit de brief weg. Brief 3.
“Lieve God, ik ben een vervelend jongetje geweest, maar ik zou toch graag een rode fiets willen.
Groetjes, Thomas.”
Thomas kijkt naar de brief en weet dat dit niet waar is en gooit de brief weg. Brief 4.
“Lieve God, ik ben een vervelend rotjoch geweest, maar mag ik toch a.u.b die mooie rode fiets?
Groetjes, Thomas.”
Thomas kijkt naar de brief. Het is de waarheid wat er in de brief staat, maar hij weet zeker dat hij de fiets dan toch niet krijgt. Hij barst in tranen uit. Plotseling krijgt hij een idee. Hij rent naar beneden en zegt tegen zijn moeder dat hij naar de kerk gaat. Zijn moeder vindt het goed en denkt dat haar plannetje is gelukt.
Aangekomen in de kerk rent Thomas het altaar op en gaat op zijn knieën zitten. Hij ziet het beeldje van Maria staan, hij pakt het op, stopt het onder zijn jas en rent de kerk uit naar zijn huis. Eenmaal thuis gekomen rent hij snel naar zijn kamer. Hij zet het beeldje naast zich neer en pakt pen en papier. En begint met zijn vijfde brief.
“God, ik heb hier je moeder en als je haar ooit nog terug wilt zien, stuur me dan de rode fiets.
Afzender, je weet van wie!”