Waar komen de kindjes vandaan?
“Ja,” zegt de moeder, “dat weet ik niet zou gauw, dat moet je aan je papa vragen.”
Jantje gaat naar zijn vader en vraagt: “Papa, waar komen de kindjes vandaan?”
Papa antwoordt: “Ja ventje, dat kan ik je niet zo gauw uitleggen, de voetbal begint zo en ik wil niets missen, vraag het maar aan je zus.”
Jantje gaat naar zijn zus Annelies die 19 is en vraagt weer: “Waar komen de kindjes vandaan?”
Annelies antwoordt: “Ja jongen, dat kan ik niet zo één, twee, drie zeggen, vraag dat maar aan je broer.”
Jantje gaat naar zijn broer en vraagt: “Felix, waar komen de kindjes vandaan?”
Felix van twaalf antwoordt: “Ja jongen, dat ben ik vergeten, maar vraag het maar aan je tante.”
Jantje komt bij tante en vraagt: “Tante waar komen de kindjes vandaan?”
Zijn tante die juist de aardappelen aan het schillen is, kijkt verwonderd en zoekt in de bak met aardappelen, haalt er een grote uit en zegt (om van die kleine af te zijn): “Wel Jantje, zie je hier deze aardappel? Welnu, hier komen de kindjes vandaan.”
Jantje vraagt: “Tante, mag ik die aardappel hebben?”
Zijn tante vindt dat wel goed en geeft hem de aardappel mee. De dag daarna neemt Jantje de aardappel mee naar school. Net voor ze de klas ingaan stopt Jantje de aardappel in zijn broekzak. De leraar vraagt: “Weet iemand waar de kindjes vandaan komen?” Er zijn er enkele die hun vinger omhoogsteken. Als antwoord op de vraag krijgt de leraar verschillende antwoorden in de trant van: uit de rode kool, van de ooievaar, van de kinnekesboot, met een ruimtetuig van Venus en nog wat van die rare antwoorden. Jantje zit te grinnikken, de leraar ziet dat en vraagt: “Wel Jantje, weet jij soms waar de kindjes vandaan komen?”
Heel triomfantelijk zegt Jantje: “Ja meester, moet ik hem eens laten zien?”
De week daarop was Jantje thuis.